woensdag 4 november 2009

Van Delhi naar McLeod



Dinsdag doen we een tweede poging om het Rode Fort te bezoeken. Zonder Werner en chauffeur wagen we ons aan een helse rit door de stad met een tuktuk. Een ware prikkeling voor de zintuigen: geuren, kleuren, hotsen en botsen, maar vooral een immens lawaai van mensen, voertuigen en dieren overspoelt de kleine tuktuk. De chauffeur loodst ons tussen bussen en auto's, ezeltjes worden van de straat gereden, fietsers komen langs alle kanten in en tegen richting. Op het rond punt geven we gelukkig voorrang aan twee kolossale olifanten. Maar wel keigrappig om die dieren ineens te zien verschijnen vanuit onze kleine tuktuk. Na een tijdje belanden we in een soort trance en laten ons meevoeren met de flow om een half uur later veilig en wel het rode fort te bereiken.

Een oase van rust middenin het oude Delhi. Echt wel een bezoekje waard met de uitgestrekte tuinen en prachtige tempels met marmeren wanden ingelegd met edelstenen. Het oorlogsmuseum zelf straalt een vergane glorie uit maar de artefacten van Indische krijgers uit de voorbije eeuwen zijn zeker de moeite. Zo beseffen we nog maar eens dat er tijdens onze donkere middeleeuwen ook andere volkeren leefden die op sommige punten minstens even ver - om niet te zeggen veel verder stonden.

We verorberen nog een lekkere linzenmaaltijd met rijst, pakken de rugzakken en zakken tegen 5 uur af naar het busstation. Een glimmend paarse volvobus met geblindeerde ruiten staat ons op te wachten. Of toch niet... Ons krel staat een straat verder verdekt opgesteld. Een witte bus, daar niet van. Maar je mag niet dichterbij komen, want de verschillende onderdelen lijken al meermaals vastgelast en oververfd. Later zou ons duidelijk worden waar en wanneer. We sukkelen de stad uit en laden aan de kashmere gate nog een veertigtal Tibetanen op. In ieder geval rijden we dus in de juiste richting, want onze wandeling start in Mc Leod Ganj, het ballingsoord van de Dalai Lama en vele andere Tibetaanse vluchtelingen. De rit zelf is een nachtmerrie (met nadruk op nacht, want de tocht duurt maar liefst 13,5 uren). Nochtans slagen we erin om de achterste rij stoelen te bemachtigen en hopen we toch op enige nachtrust. Niet dus. Het eerste stuk van de rit toeteren we onafgebroken en flitsen we aan helse snelheid de tegenliggers voorbij. Het tweede stuk ligt de straat er zo slecht bij dat we bij iedere hobbel in de weg omhoog vliegen alsof we op een trampoline liggen en de kids met zijn allen in cadans op en neer springen. Het derde en laatste stuk laveren we op smalle bergwegen de steile uitlopers van de Himalaya op: een waar festijn voor wie misselijk wordt in de bus. Gelukkig krijgen we halverwege de rit pech en staan we een klein uur stil. Genoeg voor pepe om in slaap te vallen en door te snurken tot aan de eindstreep.
Eens in McLeod zijn de perikelen snel vergeten. De bergen steken schitterend af tegen de blauwe hemel, de rode pakken van de Tibetaanse monniken en gekleurde gebedsvlaggetjes fleuren de straten op, het dorpje straalt een en al zen. We vinden een leuke guesthouse en smullen een superlekkere tibetaanse soep met noedels. Het toeristisch bureau is jammer genoeg gesloten. Zelfs de locals vinden het wat vreemd en hebben geen idee wat er van de werknemers is geworden. In de plaatselijke boekenwinkel vinden we een kaartje van het dorp zelf maar geen enkele kaart van de streek. Allicht een vorm van jobprotectionisme om ons te verplichten een gids te boeken. Maar dat deden we dan lekker niet. We zien morgen dan wel waar we uitkomen.

Geen opmerkingen: